Plasma bevat eiwitten, waaronder stollingsfactoren, die nodig zijn voor een goede hemostase (bloedstolling).
  
Bij klinische toepassing als niet-autoloog transfusieproduct moet voor plasma een methode van ‘virusbeveiliging’ worden toegepast. Hiervoor zijn twee methodes in gebruik:

  • Een solvens detergens (SD) behandeling. Het plasma wordt 1x getest in het vigerende laboratoriumonderzoek op infecties. Dan wordt het gepoold en met behulp van een organisch oplosmiddel (solvens), een zeep (detergens) en filtratietechnieken van zoveel mogelijk virussen en celresten ontdaan. In het productieproces is ook een stap met een prionfilter opgenomen. Het SD-plasma dat in Nederland op de markt is, heet Omniplasma®.
  •  
  • De quarantainemethode. Hierbij wordt het plasma in quarantaine gehouden. Als de donor na 4 maanden of meer opnieuw negatief is bevonden voor infecties, wordt het plasma vrijgegeven. Het bloedproduct dat aan deze criteria voldoet heet 'Plasma, aferese, vers bevroren, 4 maanden, 2x getest'.

'Plasma, aferese, vers bevroren, 4 maanden, 2x getest' bevat normale gehaltes van stabiele stollingsfactoren, proteaseremmers, immunoglobulinen en albumine. Het gehalte aan factor VIII en andere labiele stollingsfactoren bedraagt ten minste 0,70 IE/ml. Plasma wordt gebruikt om tekorten van plasma-eiwitten aan te vullen, zoals bij massaal bloedverlies.

Meer weten?

Lees meer over plasma in de Bloedwijzer.

Voor niet-medische vragen bel:

Transfusiegeneeskunde

020 - 512 3000