Antistoffen tegen het coronavirus: heel veel vragen en nog weinig antwoorden

De vraag waar iedereen een antwoord op wil hebben: hoe weet ik of ik immuun ben? Wat zegt de antistofconcentratie?

Onlangs vertelde RIVM-directeur Jaap van Dissel aan de Tweede Kamer dat mensen met een milde infectie met het coronavirus (SARS-CoV-2) mogelijk heel weinig antistoffen hebben. Wat betekent deze uitspraak? Hebben deze mensen wel afweer opgebouwd? Kunnen ze opnieuw ziek worden en zijn ze dan besmettelijk?

Experts van de Nederlandse Vereniging voor Immunologie (NVVI), waaronder Sanquins professor Marieke van Ham, vertelden ons hoe het zit met de afweer tegen het coronavirus. De NVVI zet zich in voor onafhankelijke publieksvoorlichting op het gebied van de afweer. Het korte, eenvoudige antwoord is dat het nog te vroeg is om conclusies te verbinden aan deze eerste antistofmetingen.

Voor het lange antwoord gaan we terug naar de antistoffen. Die zijn een belangrijk wapen in de afweer tegen infecties. Maar het afweersysteem heeft nog veel meer wapens. De antistoffen zijn wel verreweg het makkelijkst te meten. Hoewel de bestaande antistoftesten nog haken en ogen hebben is dat een belangrijke reden dat we antistoffen meten als maat voor de afweer. En een lage antistof-concentratie (oftewel -titer) zou dus duiden op mogelijk te weinig immuniteit. Is die zorg terecht?

Het is belangrijk om te bedenken dat de antistofconcentratie gemeten wordt door testen die wereldwijd pas net ontwikkeld zijn. Aan veel extra nieuwe testen wordt nog gesleuteld. Op dit moment weten we niet hoe gevoelig deze verschillende testen meten. Wanneer we een lage concentratie meten of helemaal geen antistoffen kunnen aantonen weten we dus niet of deze er echt niet zijn. We moeten verder nog bepalen hoe goed de verschillende testen zijn door ze onder andere onderling te vergelijken. Maar laten we vooral het goede nieuws niet vergeten; we zien uit de testen dus meestal wel antistoffen in mensen die de infectie hebben gehad.

Aangeleerde afweer

Antistoffen horen bij de “aangeleerde afweer”. Deze tak van het afweersysteem heeft even tijd nodig om zich te ontwikkelen. Daarnaast bestaat er de aangeboren afweer. Dat staat altijd klaar en reageert onmiddellijk bij een infectie. Het mist alleen de precisie van de aangeleerde afweer. Het aangeleerde afweersysteem bestaat naast antistoffen uit afweercellen, witte bloedcellen de we B- en T-cellen noemen. T-cellen kunnen lichaamscellen die geïnfecteerd zijn met virussen doden. B-cellen maken de antistoffen tegen het virus aan.

Bij een eerste infectie duurt het ongeveer een week voordat deze cellen en antistoffen in voldoende mate gemaakt zijn om het virus te bestrijden. Het voordeel van het aangeleerde afweersysteem is dat sommige van deze T- en B-cellen blijven bestaan als de infectie voorbij is. Dat geldt vaak ook voor de antistoffen. Ze vormen dan bij elkaar een soort beschermend geheugen; bij een nieuwe infectie kunnen ze het virus direct onschadelijk maken en verwijderen. Het is precies dit geheugen dat succesvol wordt ingezet om ziektes zoals mazelen en rode hond te voorkomen door kinderen op jonge leeftijd te vaccineren.

Omdat mensen nog niet eerder in aanraking zijn geweest met het coronavirus, moet het aangeleerde afweersysteem eerst nog opgebouwd worden. In die periode kan iemand ziek worden. Net als bij andere infectieziekten, is de hoop bij corona dat iemand na een eerste infectie beschermd is door het aangeleerde geheugen en niet nog een keer ziek kan worden door hetzelfde virus.

Geheugen van de afweer

Typerend voor ons aangeleerde afweersysteem is dat we tijdens een infectie eerst heel veel T- en B-cellen en antistoffen maken, maar dat hun aantal na de infectie omlaag gaat naar een soort rustniveau. Bij een tweede infectie worden de geheugencellen snel weer aangezet om veel nieuwe cellen te maken. Meestal maken we dan ook snel weer veel meer en vaak ook betere antistoffen.

Het is dus heel goed mogelijk dat we nu na infectie soms lage antistofconcentraties meten, maar dat bij een tweede infectie met het coronavirus die concentraties snel omhoog gaan en ons beschermen. Dat weten we nog niet. We moeten onderzoeken hoelang de antistoffen aanwezig blijven na de eerste infectie en of ze opnieuw geproduceerd worden bij een nieuwe infectie. We moeten uitpuzzelen welke antistofconcentraties ons beschermen en we moeten ontdekken of bepaalde soorten antistoffen tegen het virus ons beter beschermen dan andere. Zijn neutraliserende antistoffen vooral belangrijk (zie figuur) of zijn alle antistoffen tegen dit coronavirus belangrijk om ons te beschermen?

neutralisewrende antistoffen

Links: het virus kan aan de lichaamscel binden en binnendringen. Rechts: wanneer er neutraliserende antistoffen zijn wordt de toegangsroute geblokkeerd en infectie voorkomen

Tot slot is er nog weinig informatie beschikbaar over de tegen het virus gerichte geheugen T-cellen. Als we het voorspellen aan de hand van de afweer tegen andere coronavirussen, hebben we deze cellen waarschijnlijk ook nodig om beschermd te zijn tegen een nieuwe infectie. Ook hiervan moet onderzocht worden of ze gevormd worden, hoe lang ze aanwezig blijven en of ze weer goed aangezwengeld kunnen worden bij een tweede infectie met dit virus.

Al met al is het belangrijk te ontdekken of verschillende mensen verschillende soorten afweer maken bij een infectie met het coronavirus en wat dan precies de rol is van de afweercellen en antistoffen in het ziektebeeld van elke patiënt. Houd je nog steeds vragen? Wij ook! Bedenk dat het onderzoek naar dit virus pas net begonnen is en dat we pas sinds kort de patiënten en hun bloed kunnen onderzoeken. En bedenk dan dat we in een korte tijd al veel te weten zijn gekomen en hebben ontdekt.

De biomedische en klinische onderzoekers hopen in te komende tijd meer antwoorden te krijgen op de grote vragen. Tot die tijd kunnen we nog niet met zekerheid zeggen of we beschermd zijn tegen een tweede infectie met dit coronavirus en of we ook daadwerkelijk met z’n allen groepsimmuniteit tegen het coronavirus aan het opbouwen zijn. Kortom, dan zijn we toch weer terug bij het korte, eenvoudige antwoord. Hoe fijn het ook zou zijn om hier een duidelijk antwoord op te kunnen geven, is het simpelweg veel te vroeg om nu al conclusies te kunnen verbinden aan de antistofconcentraties. 

Sanquin meet antistoffen tegen het coronavirus in donaties van bloed- en plasmadonors. Dit wetenschappelijke onderzoek wordt uitgevoerd in samenwerking met het RIVM. Het RIVM rapporteer hierover. Donors krijgen geen persoonlijke uitslag.