header-image

vervolgonderzoek bij foetale neonatale alloimmuun trombocytopenie

Recent hebben wij in Nederland de HIP (HPA typing In Pregnancy) studie afgerond. Deze studie heeft veel nieuwe inzichten opgeleverd over het natuurlijk beloop van zwangerschappen die gecompliceerd worden door de aanwezigheid van antistoffen tegen human platelet antigen (HPA)-1a, gelegen op deb3-keten van de integrines aIIbb3 en aVb3,op bloedplaatjes.

HPA-1a antistoffen kunnen foetale neonatale alloimmuun trombocytopenie (FNAIT) veroorzaken. Deze inzichten zijn nu verwerkt in nieuw beleid. Hieronder zetten we de nieuwe inzichten op een rij.

Als een vrouw antistoffen tegen een van HPA’s  heeft gevormd kan dat leiden tot FNAIT. FNAIT is een ernstige aandoening, die zonder behandeling een hoge kans geeft op foetale en neonatale trombocytopenie, met kans op hersenbloedingen en intra-uteriene sterfte. De ziekte wordt meestal pas vastgesteld nadat een kind geboren wordt met trombocytopenie. Bij nader onderzoek naar de oorzaak worden dan HPA-alloantistoffen in het bloed van de moeder gevonden. Deze allo-antistoffen worden gevormd tijdens de zwangerschap, als het immuunsysteem van de moeder geprikkeld wordt door contact met van vader overgeërfde HPA’s. De antistoffen van de IgG-klasse gaan van moeder via de placenta naar de foetus, en kunnen daar trombocyten afbreken. Ernstige FNAIT wordt meestal veroorzaakt door anti-HPA-1a. Anti-HPA-1a antistoffen kunnen binden aan de fibrinogeenreceptor van bloedplaatjes (GPIIb/IIIa, of aIIbb3) maar ook aan de vitronectine receptor (aVb3) van onder andere endotheelcellen en de syncytiotrofoblastcellen van de placenta.

Met elkaar hebben we in Nederland de afgelopen jaren de landelijke HIP studie uitgevoerd om het natuurlijk beloop van HPA-antistoffen in de zwangerschap vast te stellen. Het is fantastisch dat we deze studie met 179.595 gescreende vrouwen hebben kunnen inrichten en uitvoeren! Recent is de studie gepubliceerd in de Lancet Haematology (2023;10:E985-E993)!

De HIP studie heeft bevestigd dat alleen vrouwen die HPA-1a negatief zijn en positief voor HLA-DRB3*0101 hoge titers van anti-HPA-1a kunnen vormen. We hebben het, in de Kaukasische bevolking, dan over 2,4% van de vrouwen die negatief zijn voor HPA-1a, waarvan ongeveer 33% positief is voor HLA-DRB3*0101. Dit is een belangrijke conclusie als HPA-1a negativiteit bij toeval bekend wordt, bijvoorbeeld bij vrouwen die een familielid hebben die ook HPA-1a negatief is.

Ook heeft de HIP studie bevestigd dat HPA-1a antistoffen in zeer lage hoeveelheden aanwezig kunnen zijn. Antenatale behandeling met intraveneus immunoglobuline (IVIg) toediening aan de moeder lijkt dan niet altijd nodig. De hoeveelheid antistoffen is met behulp van een internationale anti-HPA-1a standaard te kwantificeren. Middels foetale HPA-1a genotypering met cel-vrij foetaal DNA geïsoleerd uit het bloedplasma van de moeder kan HPA-1a-incompatibiliteit tussen moeder en foetus worden vastgesteld. Indien de foetus HPA-1a positief is wordt nu de HPA-1a antistof kwantificering gebruikt voor de beslissing al dan niet te starten met antenatale behandeling.

Contact

Amsterdam

020-512 3479 08.30-17.00 uur (na 17.00: T 020-512 3254)
[email protected]

Meer contactinformatie